Ik denk aan…

Ik denk aan…

Pittig was het, de afgelopen week. Met een flink zieke Sietse (6 dagen koorts, hoesten, overgeven; Corona of niet, that’s the question) het thuisonderwijs aan Sterre geven. Gelukkig is thuisonderwijs voor ons niets nieuws, dat heb ik Sterre de afgelopen jaren veel vaker gegeven.

De échte Corona-angst hadden we trouwens al gehad, een week eerder. Sterre was een paar dagen verkouden en hoestte, en toen hoorden we dat iemand van haar school, met wie Sterre uitgebreid contact had gehad, positief was getest. Of Sterre ook Corona heeft gehad, daar komen we waarschijnlijk nooit achter, maar het zou me niet verbazen.

Maar ik denk nu eigenlijk niet aan ons. Ik denk aan de mensen die het écht zwaar hebben. In Brabant, in Italië, in de zorg, in andere vitale beroepen. Ik denk aan iedereen die hard wordt getroffen door deze voor velen onverwachte crisis. En in het bijzonder denk ik aan ouders van kinderen die nog zorgintensiever zijn dan onze Sterre. Want veel van deze ouders moeten nu alle zorg en hulp zelf leveren.
Ik hoop dat de mensen aan wie ik denk lichtpunten op hun pad mogen (blijven) zien.

Magazines

Magazines

De dag dat mijn oma overleed, was ik naar een inspiratie-evenement voor tijdschriftenmakers. Op mijn hakken die ik vlak daarvoor letterlijk had afgestoft, want sneakers draag ik nu eenmaal vaker sinds ik meerdere keren per dag kinderen naar school en clubjes breng en weer ophaal.

Was ik eigenlijk nog wel een tijdschriftenmaker? Ik wist het zelf niet.

Ik heb daar een opleiding voor gevolgd en het een tijd gedaan. Ooit begon ik als columniste, later werd ik freelancer, daarna journalist en redacteur in vaste dienst, vervolgens chefredacteur en uiteindelijk opnieuw freelancer. Schrijver ben en blijf ik altijd, maar had ik ook nog feeling met bladenmaken?

Op de inspiratiedag woonde ik lezingen bij, kletste met bekende gezichten, maar… ik voelde me niet helemaal op mijn gemak. De wereld van (online) strategieën; ik kon er niet (meer) goed bij. Ik pas juist steeds minder strategieën toe in mijn leven. Alles gaat steeds meer vanzelf. En ik loop automatisch, door wat ik dagelijks meemaak, over van inspiratie. Schrijven heeft me gelukkig nog nooit moeite gekost.

Mijn hakken knelden steeds meer, en toen zag ik in een korte pauze dat Mark twee keer had gebeld. Oma is overleden, wist ik.
De laatste lezingen besloot ik te skippen. In de metro stelde ik vast dat ik bladenmaken nog altijd fantastisch vind, maar zelf alleen in staat ben om content te produceren die rechtstreeks vanuit mijn hart komt.
Thuis schoof ik mijn hakken weer achterin de kast. Een tekst schrijven voor de begrafenis van mijn oma, dat stond mij nu eerst te doen.

Corona

Corona Vrijdagmiddag, ik heb Sterre net uit school gehaald en met haar rolstoel onze auto in gereden. Ze wil iets zeggen, dat zie ik aan haar bewegingen.
Haar spraakcomputer zit in de tas, dus we spellen met de letterkaart (die in onze hoofden zit).

‘Als ik het coronavirus heb, moet ik door een verpleegster worden verzorgd’, spelt Sterre. Meteen daarna barst ze in snikken uit.
Na even doorvragen begrijp ik dat dit het (op zich logische) antwoord van de juf was op Sterres eerder getypte vraag: ‘Wat als ik het coronavirus krijg?’

Het duurt een paar minuten, maar uiteindelijk kan ik Sterre geruststellen.
“De kans dat jij het virus krijgt, is heel klein”, zeg ik. “En áls het zo is, blijven papa en mama gewoon voor jou zorgen.
We hopen ver weg te kunnen blijven van ziekenhuizen”, voeg ik nog toe.

Eenmaal thuis begint Sietse. “Mama, kan ik ook doodgaan aan het coronavirus?”
Hij heeft op school geleerd om in zijn elleboog te niezen en hoesten. Dat ook daadwerkelijk doen blijkt iets anders, merken we tien seconden later. Hij is snotverkouden en proest in één hand. En op zijn trui, en op de iPad, en op tafel.

‘O jee, Sietse heeft corona’, typt Sterre. ‘Ik ga voor mezelf op internet opzoeken: Wat als je het coronavirus hebt en je niet alles zelf kan doen?’

Een paar avonden later zie ik op het Jeugdjournaal dat 7 van de 10 kinderen bang zijn voor het coronavirus. Daar horen die van mij dus bij. Ik hoop dat het blijft bij angst die wij door geruststelling kunnen dempen.

Onderwijs

Onderwijs

Hoe vaak wordt er ge- en beoordeeld? En hoe vaak blijken oordelen en beoordelingen later uiteindelijk geen juiste toekomstvoorspellingen te zijn geweest?

Ik begin hierover omdat ik soms moeite heb met ons onderwijssysteem. Kinderen worden vaak en veel getoetst en getest en hun resultaten worden langs meetlatten gelegd. 

Maar als ik alleen al naar Mark en mezelf kijk, heeft ‘het systeem’ meer dan eens verkeerd geoordeeld.

Wat voorbeelden. In groep 7 maakte ik de Entreetoets. Daarna kregen wij thuis een brief. Tijdens onze verhuizing twee jaar geleden vond ik ‘m terug, vandaar dat ik me de tekst nog herinner. ‘Het intelligentie-gedeelte valt tegen’, zo luidde het oordeel.
Vervolgens heb ik zonder enig probleem mijn gymnasiumdiploma behaald.

En dan Mark. Op de basisschool liep hij op een gegeven moment vast. Het precieze oordeel herinnert zijn moeder zich niet meer, maar in ieder geval werd er niet zo in hem geloofd. Op een andere school deed hij groep 5 over.
Later studeerde hij cum laude af.

Zo kan ik nog vele voorbeelden noemen van kinderen die tijd nodig hadden om te laten zien wie ze werkelijk konden worden. Tijd, ruimte en nuance, in plaats van oordelen. 

In het tweede boek over het zeer bijzondere Zwitserse meisje Christina, Het visioen over het goede, beschrijft Christina haar visioen over de school van de toekomst. 

‘Het is niet meer zo dat een leraar autoritair voor de klas staat en de leerlingen op een eenzijdige manier aangeleerde kennis ‘bijbrengt’. Scholen zullen eerder plekken zijn waar mensen harmonieus met elkaar samenleven en leraren en leerlingen van elkaar leren. Doordat iedereen al eerder is geïncarneerd en allerlei leerprocessen heeft doorlopen, is het heel goed mogelijk dat een zesjarig kind veel meer over een bepaald onderwerp weet dan een professor die ervoor heeft geleerd.’ 

Als dit daadwerkelijk in het verschiet ligt, kan ik bijna niet wachten tot het zover is. 

Oma

Oma

Wat houdt ze het lang vol. Mijn oma. Ze is al wekenlang ‘aan het sterven’. Geboren in 1930, langzaam afscheid aan het nemen sinds 2019 en nu ademt ze zelfs nog in de tweede maand van 2020. We hadden niet verwacht dat ze vandaag nog zou leven.

Wie was zij? Een actievoerder: waren er plannen die volgens haar het daglicht niet konden verdragen, dan sprong zij in de bres en streed ze tegen ‘het onrecht’. Streng voor zichzelf: “Elk pondje komt door het mondje”, zei ze altijd.
Lief en taai tegelijkertijd, dat ook. Lief in de zin dat ze altijd vroeg hoe het met ‘de ander’ was. Tot op het laatst beleefd en belangstellend. En tot op het laatst taai, met een lichaam dat het leven stapje voor stapje steeds iets meer loslaat. Zoals ze het altijd heeft gewild, eigenlijk.

En wie ís en blijft ze? Moeder van drie kinderen, oma van vier kleinkinderen en omi van vier achterkleinkinderen (de vijfde zit nog in de buik van mijn schoonzus).
Ze is de oma van wie ik dankbaar ben dat ik haar 38 jaar heb ‘gehad’.