Gesprek tussen Brus en Zus

Gesprek tussen Brus en Zus

Het is een prachtige namiddag in de zomervakantie. Mark, Sterre (13) en ik zijn al begonnen met avondeten. Sietse (9) is nog in geen velden of wegen te bekennen. Hij is op stap met zijn vrienden. Zijn dagen bestaan uit voetballen, karweitjes doen om heitjes te verdienen en door de straten slenteren, zoals het een ware dorpsjongen betaamt. Een horloge heeft hij wel, maar draagt hij niet, dus hij is bijna nooit precies op (etens)tijd thuis. Mark en ik genieten met hem van zijn vrije leven, dus we maken er geen punt van.

Tien minuten later schuift Sietse bij ons aan en vertelt over zijn avonturen. “Na een lange wandeling hadden L., S. en ik zó’n dorst dat we even bij opa en oma water zijn gaan drinken. En toen kregen we ook een ijsje. Maar daarna was ik bijna te moe om die hele kilometer terug naar huis te lopen.”

Sterre begint te typen. ‘Ik ben jaloers op Sietse’, klinkt het uit haar computer. ‘Ik wil ook zelf naar opa en oma kunnen.’ “O Sterre, je hoeft echt niet jaloers te zijn hoor, jij hebt nog nooit gelopen, dus je weet niet hoe vréselijk moe ik ben van de hele dag wandelen. Mijn benen kúnnen niet meer!” Sietse doet een lieve poging om zijn avonturen voor zijn zus te verzachten en haar te ’troosten’.

Maar het helpt niet. ‘Ik ben toch heel jaloers op Sietse’, typt Sterre. Snel daarna beginnen haar ogen gelukkig alweer te glimmen. ‘Over twee jaar kan Sietse mij wel naar opa en oma duwen, denk ik’, typt ze. “Ja, dat denk ik ook Sterre!” roept Sietse enthousiast. “Weet je wat: we beginnen morgen meteen met oefenen!”

Die avond schikt Sterre zich weer in haar huidige situatie. Maar de volgende ochtend wordt ze boos wakker. Niet een beetje boos, maar wóedend. Ze krijst alles bij elkaar en schopt zo hard met haar benen dat ze bijna haar – gelukkig zeer lage – bed uit valt. “Je wil nú zelf kunnen weglopen, hè?” ‘raad’ ik binnen een paar minuten. Het blijkt te kloppen. Spellen om er meer woorden aan vuil te maken wil Sterre niet, maar ze knikt bevestigend. Ik bevestig op mijn beurt dat ik haar volledig begrijp en laat haar uitrazen. Na een tijdje staat ze het mij alsnog toe om haar aan te kleden en even later zit ze weer in haar rolstoel achter haar spraakcomputer. Ze is weer volledig rustig. ‘Oefen straks maar even met mij naar buiten duwen, Sietse’, typt ze voor haar broertje.

Ik besef: wat zijn allebei mijn kinderen ongelooflijk gegroeid. Sterre is zó stabiel geworden. Het blijven hangen in emoties, waar ze vroeger nog wel eens last van had, is al heel lang niet meer voorgekomen. En Sietse danst door deze zomervakantie heen.

Sietse is vrij, en Sterre is de meest vrije geest die ik ooit heb ontmoet.