 
		
				
		
De jonge boom zag alles
 hoe klein hij ook nog was.
 Het jongetje dat op zijn klompjes
 vrolijk stampte in de plas.
 De boom die groeide verder
 en werd sterker met de dag.
 En hoewel niemand op hem lette
 keek hij nog steeds en zag
 hoe het ooit zo kleine jongetje
 nu zelf een vader was.
 De oude boom, nu diep geworteld
 al zoveel gezien en overleefd
 valt de laatste tijd op
  dat de oude man – nu opa
 en allang zonder klompen –
 steeds meer trilt en beeft.
 Het einde nadert voor de man
 even later verstrooit zijn kleinzoon z’n as.
 Sindsdien is de boom de enige
 die nog weet hoe alles vroeger was.
